De kracht van participatie: tussen botsen, pionieren en samenwerken
Geschreven door: Bo van Loenen. Bo is actief als cliëntvertegenwoordiger en ervaringsdeskundige binnen diverse projecten in de jeugdhulp. Daarnaast studeert zij pedagogiek en schrijft zij een blog over haar ervaringen met de leerstoornis NLD.
Erin gerold
Als relatief chronische (Jeugd-)GGZ-gebruiker (het leven met een non-verbale leerstoornis is niet altijd even simpel), kwam ik voor het eerst op mijn negentiende in aanraking met het begrip “participatie”. Ik was als kersverse, net afgestuurde havist alweer gestrand op een nieuwe opleiding en ik had daardoor tijd over. Aangezien ik van jongs af aan al overal een mening over heb, raadde mijn psychologe me aan om te informeren naar de mogelijkheden om lid van de Cliëntenraad te worden. Zo gezegd, zo gedaan. Ondertussen ben ik tweeëntwintig jaar, ben ik nog steeds lid van diezelfde Cliëntenraad en word ik, doordat ik heel regelmatig op allerlei soorten bijeenkomsten verschijn, een enkele keer zelfs ‘beroeps’-participant genoemd. In die paar jaar van brainstormen, betogen en (ongevraagd) adviseren, afgewisseld met interessante trainingen en cursussen, heb ik veel inzichten opgedaan over wat participeren eigenlijk betekent.
Participatie mag schuren
Als participant neem je altijd een rugzak met ervaringen mee, positief en negatief. Niet zelden passen die ervaringen niet geheel binnen de verwachtingen en overtuigingen van de professionals met wie je deze ervaringen deelt.
Zo was ik pas geleden met twee andere ervaringsdeskundigen – ik heb in januari de cursus “Werken met eigen ervaring” afgerond – en twee projectcoördinatoren in gesprek over een workshop die wij zouden geven. Het plan was om een aantal stellingen te bedenken waar hulpverleners op konden reageren. Mijn twee mede-ervaringsdeskundigen kwamen met de stelling dat “jongeren binnen de gesloten jeugdzorg die automutileren (aan zelfbeschadiging doen), schone mesjes moeten kunnen krijgen”. Dit vanuit het oogpunt dat jongeren anders zelf op zoek gaan naar (wellicht onhygiënische) voorwerpen en daarmee het probleem groter wordt. Ik kan het – gezien de redenering – geen slecht argument vinden. Toch weet ik nu al dat deze stelling veel discussie zal oproepen, maar dat mag. Het gaat over uitwisselen met wederzijds respect voor anders standpunt.
Zelf heb ik het ook een keer meegemaakt dat wat ik zei, totaal indruiste tegen hetgeen de mensen aan de gesprekstafel hadden verwacht. De Jeugd-GGZ-instelling waar ik cliëntenraadslid van ben, had een werkbezoek van de gemeente en ik was uitgenodigd om mee te praten. Nadat het onderwerp “transformatie” al behoorlijk lang besproken was, vroegen ze aan mij wat ik van het fenomeen ‘etiketjes plakken’ vind. Mijn antwoord, dat ik het zelf heel prettig vind om een etiketje te hebben omdat ik daarmee ‘eigenaardigheden’ van mezelf kan verklaren en mezelf daardoor beter kan accepteren, paste duidelijk niet in de visie die ze zonet verkondigd hadden. Ze waren desondanks, misschien juist daarom, heel blij met mijn inbreng. Doordat ik uit eigen ervaring sprak, werd dit onderwerp méér dan alleen geld en statistieken. Het ging opeens om mensen: mensen met een rugzakje, met kwetsbaarheden én krachten.
Uitdagingen
Participatie kent ook uitdagingen, zowel van de kant van de participanten; als van de vragende kant.
Als participant is het soms lastig om te bepalen in hoeverre je je eigen verhaal — inclusief de emoties die daarmee gepaard gaan – moet meenemen. Het (gedoseerd) laten zien hoeveel pijn je door een negatieve ervaring hebt gehad kan een eye-opener zijn voor de mensen met wie je aan tafel zit, zodat zij lessen kunnen trekken uit je verhaal. Als een bijeenkomst echter te veel op een therapiegroep begint te lijken, is het heel lastig om nog aan het doel te werken waarvoor je eigenlijk als groep bij elkaar zit.
Andersom is het voor de mensen die input van participanten vragen, heel lastig om te bepalen in welke mate zij iets met de gegeven feedback doen.
Participatie binnen de kaders is immers geen echte participatie (naar: Christine Dedding, hoogleraar participatie). Een tijdje geleden ben ik op een bijeenkomst geweest waar ze dat gegeven niet helemaal hadden begrepen. Na afloop zei één van de beleidsmedewerkers: “dit was niet helemaal waar we op gehoopt hadden, maar we zullen het meenemen.”
Hoe anders was het toen ik begon als cliëntvertegenwoordiger in de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd. Daar hadden ze van tevoren een globaal plan opgesteld, ook met betrekking tot de manier waarop ze participatie zouden vormgeven.
Dit plan hebben ze echter, na een bijeenkomst met ons, radicaal omgegooid – omdat wij een ander idee hadden. Wat daarin het meest geholpen heeft, was dat er een hele betrokken projectleider aan het roer stond, die er oprecht in geloofde dat participatie een verschil kan maken.
Wat is participatie?
Participatie draait kortom niet om afkomst, status, sekse, of welk onderscheid dan ook. Het draait om elkaar leren kennen en een gezamenlijke betrokkenheid delen. Het gaat om samenwerken. Participatie gaat over mens-zijn.
Bron: www.njr.nl