Blog: Week van het speciaal onderwijs?

5 november 2017

Op Facebook zie ik een aantal berichten voorbijkomen over dat het de week van het speciaal onderwijs zou zijn. Hoewel ik dat nergens op internet terug kan vinden, vind ik het toch een leuke gelegenheid om er iets over te schrijven.

Waar we het in het geval van het speciaal onderwijs – of in de bredere context: Passend Onderwijs – over hebben is een groep kinderen en jongeren die kampen met een beperking of stoornis. Met de huidige wetgeving wordt getracht deze kwetsbare groep zoveel mogelijk, met wat extra begeleiding, in het regulier onderwijs onder te brengen. Tel hier de in 2015 ingevoerde Jeugdwet – beter bekend als de transitie Jeugdzorg – bij op en je komt op een tendens van ontzorgen, normaliseren, de-etiketteren.

Ik ben het eens met de mensen die zeggen dat er te veel etiketjes geplakt worden. Dat er daarmee te snel een beroep gedaan kan worden op specialistische zorg en speciaal onderwijs. Dat het stigmatiserend kan werken om kinderen al op jonge leeftijd een diagnose – en dus een etiketje – te geven. Maar, waar ik het volledig mee oneens ben, is dat we dus maar beter etiketjes helemaal kunnen vermijden.

Om tot deze mening te komen, kijk ik naar mezelf: ik ben 21 jaar en ik heb NLD – een etiketje dus. Het hebben van NLD kan, zoals je in eerdere berichten van mij hebt kunnen lezen, heel frustrerend zijn. Wat het in eerste instantie voor mij nog veel frustrerender maakte, was dat ik aan mezelf én aan anderen niet kon uitleggen wat er zo bijzonder was aan mij. Ja, ik schoot nogal in de stress wanneer iets me niet lukte. Ja, ik was al 2,5 dat ik voor het eerst kon lopen – maar dat was waarschijnlijk een gevolg van het feit dat ik ook Ehlers Danlos heb. Ja, ik botste overal tegenaan. Ja, ik was verlegen en raakte snel verdrietig als andere kinderen iets tegen me zeiden. Ja, er werd vaak om mij gelachen. Was of ben ik dan gek? Nee, ik heb NLD. Maar als je dat niet weet, ga je serieus aan jezelf twijfelen. Want weliswaar kon ik mijn houterige motoriek nog aan Ehlers Danlos wijten, maar dat mijn dansdocent me vier keer moest uitleggen welke kant ik op moet, dat kan alleen met domheid te maken hebben. Toch?

Pas veel later kwam ik erachter dat veel van de problemen die ik ervaren heb in mijn leven, een kenmerk van NLD zijn. Met dit gegeven is niet alleen mijn zelfbeeld een stuk gestegen doordat ik weet dat ik niet dom ben, maar ik kan ook anderen makkelijker uitleggen waardoor het komt dat ik ergens heel goed in kan zijn, maar tegelijkertijd in iets ogenschijnlijk simpels ook heel slecht.

Als je een blogbericht van mij leest, zal vooral opvallen dat ik het probleem probeer te omschrijven met zoveel mogelijk humor. Maar, zoals ik eerder noemde, zijn veel dingen die ik noem in essentie niet écht grappig. Dat ik er vaak – soms achteraf, maar meestal meteen – om kan lachen, is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Daar is een acceptatieproces van jaren aan vooraf gegaan. En dat proces gaat door, want in elke nieuwe levensfase zijn er nieuwe obstakels waar ik mee moet leren omgaan.

Hier wil ik even de link leggen naar het speciaal onderwijs. Ondanks dat de speciale scholen waar ik gezeten heb verre van perfect waren, heb ik wel de ruimte gekregen om me daar op mijn eigen manier en tempo te ontwikkelen. Daar ligt in mijn ogen ook gelijk het “probleem” van het reguliere onderwijs. In veel gevallen zal een kind met extra begeleiding best mee kunnen komen in de klas, maar wat vaak over het hoofd gezien wordt is dat het hebben van een beperking extra ontwikkelingstaken met zich meebrengt. Het gaat niet alleen om het “normale” ontwikkelen van talenten, maar ook om het kunnen omgaan met je beperking, het leren compenseren ervan, omgaan met (negatieve) reacties uit de omgeving en zo kan ik nog even doorgaan.

Al deze taken kosten energie. Veel energie. Er is dan ook niets mis met een meer “beschermde” omgeving, waarin kinderen en jongeren de kans krijgen om fouten te maken zonder acuut uitgelachen te worden, waar ze meer hun eigen tempo kunnen volgen als er andere aspecten van hun ontwikkeling meer aandacht vragen en waar ze in kleinere klassen meer aandacht krijgen. Wat er mis gaat, is dat de overgang van dit beschermde wereldje naar de harde “echte” wereld vaak groot is. Tegelijkertijd is de vraag of je er goed aan doet een kwetsbare groep als deze kinderen niet de kans te geven eerst “groter” te worden voordat ze deze boze wereld ingaan – en ze in plaats daarvan daar maar meteen te “droppen”.

Als ik even terugga naar mezelf en terugblik op mezelf als kind en tiener, dan zie ik ten opzichte van nu een verandering van dag en nacht. Nu sta ik redelijk stevig in mijn schoenen, weet ik vrij aardig waar mijn grenzen en mogelijkheden liggen, snap ik hoe ik dingen die ik niet kan moet compenseren en kan ik daarnaast aan mensen uitleggen hoe en waarmee ze mij kunnen helpen. Al deze vaardigheden zou ik in veel mindere mate beheerst hebben als ik niet op het speciaal onderwijs had gezeten. Op het regulier onderwijs was ik steeds bezig met hard werken om me (letterlijk) te oriënteren en mezelf te verdedigen tegenover klasgenoten (waarom krijg jij een kwartier langer voor je proefwerk?).

Ondertussen, ik ben nu 21 en ik ben nu tweeënhalf jaar van school, gaat het prima met mijn pedagogiek-opleiding. Weliswaar via een thuisstudie, dus volledig op mijn manier, maar wel “regulier”. Naast mijn studie heb ik voldoende de ruimte om mezelf ook te ontwikkelen als ervaringsdeskundige, iets dat ik echt niet zou kunnen als ik zoveel zelfkennis had. En die zelfkennis? Die had ik écht niet kunnen ontwikkelen zonder dat etiketje dat de naam NLD heeft.